Welke levensbeschouwelijke visie vormt de basis voor jouw politieke waarden?
Van huis uit heb ik een traditionele islamitische opvoeding meegekregen, hoewel alleen mijn moeder gelovig was. Mijn vader was in de geest van Atatürk een echte seculier: kerk en staat behoorde volgens hem strikt van elkaar gescheiden te zijn. De godsdienst hoorde thuis in de persoonlijke sfeer, niet in de publieke ruimte. Mijn moeder dacht hier anders over: voor haar was godsdienst bij uitstek een publieke zaak. Dit verschil in inzicht tussen mijn beide ouders leverde thuis veel discussies op. En vaak gingen deze discussies over politieke kwesties. Later ben ik me gaan afvragen wat het geloof voor mij betekende. Rond mijn vijftiende, zestiende ben ik me gaan verdiepen in de Islam, omdat ik merkte dat mijn ouders geen antwoord konden geven op de vragen die ik had. Deze zoektocht naar de betekenis van het geloof duurde tot aan mijn studietijd. Zo ging mijn bachelorscriptie politicologie over de ecologische ethiek van de Islam. Tijdens mijn studie ben ik ook politiek actief geworden bij GroenLinks, en zo kwamen er geleidelijk een aantal dingen in mijn leven samen.
Ik kom oorspronkelijk uit een arme boerenfamilie. Mijn ouders hebben in Turkije echt armoede gekend, vooral mijn vader. Om te overleven hebben mijn ouders van huis uit geleerd om zo duurzaam mogelijk met beschikbare bronnen om te gaan. Duurzaamheid wordt tegenwoordig als iets heel elitairs gezien, maar vanuit mijn opvoeding weet ik dat het niet zo is. Tijdens mijn jeugd herhaalde mijn vader keer op keer gedragsregels voor een duurzaam leven. Dit waren niet per se Islamitische regels, maar eerder de normen en waarden van het Turkse platteland. Deze leefregels waren niet alleen gericht op duurzaamheid maar ook op het verdelen van de spaarzame middelen, solidair zijn met je naaste en bewaren wat je hebt. De lessen van mijn vader vormen een belangrijke politieke inspiratiebron voor me.
Laatst was ik op bezoek bij boer Roel uit het Maasland, met wie ik een leuk gesprek had over biologische landbouw. Volgens hem waren alle boeren voor de Tweede Wereldoorlog biologisch, pas daarna begonnen ze pesticide te gebruiken. Ik moest toen denken aan wat mijn ouders me vertelden: in Turkije begroeven ze elk oogstseizoen gewassen onder de grond, om ze later in het jaar weer op te kunnen diepen. Dit is een eeuwenoude maar duurzame techniek om in afwezigheid van koelcellen voedsel te kunnen bewaren. Boer Roel zei het toen mooi: ‘We moeten terug naar hoe we vroeger landbouw bedreven, maar met de innovaties en technieken die we nu hebben.’ Om dit te bereiken moet er echter wel een mentaliteitsverandering plaatsvinden. We moeten geen landbouw meer willen die gericht is op zoveel mogelijk winst en productie, maar produceren wat het land aankan. We moeten zorgvuldig met het land omgaan. In wezen is dit een heel oud principe dat mijn ouders ook al hanteerden.
Wat trekt je om actief te zijn binnen de Provinciale Staten voor GroenLinks?
Voor mij is GroenLinks de partij waar zowel sociale als groene idealen samenkomen. Het is echt de partij waar ik met mijn idealen en overtuigingen terecht kan. Vóór GroenLinks heb ik eerder in de gemeenteraad van Delft gezeten. De schaal van de gemeentepolitiek voelde voor mij persoonlijk soms wat klein aan. Ik voel me daarentegen senang (blij of prettig, red.) bij de grootte van de provincie. Vooral omdat de Provinciepolitiek zich over een aantal overkoepelende thema’s buigt: ruimtelijke ordening, natuurbeheer, woningbouw. De thema’s zijn vaak iets abstracter, maar daardoor kunnen we ook iets slagvaardiger tot keuzes komen.
Hoe kan je meer jongeren betrekken bij de provincie?
Ik heb zelf het initiatief genomen om een burgerberaad te organiseren in Zuid-Holland. Dat lijkt me een goede manier om meer jongeren bij de politiek te betrekken, hoewel we geen quotum hanteren. De Provincie moet daarnaast beter haar best doen om te laten zien dat ze er voor haar inwoners is. Daar is communicatie voor nodig. Nog te vaak zien we dat de Provincie wordt beschouwd als een soort middenbestuur of een bestuurslaag tussen overheden, die met name met bedrijven, belangengroepen, milieuverenigingen en dergelijke te maken heeft. Maar dit beeld klopt niet.
Daar komt bij dat de Provincie zichzelf nog teveel als een soort laag tussen het Rijk en lagere overheden ziet, die weinig daadwerkelijk met burgers communiceert. Als GroenLinks hebben we de afgelopen jaren geprobeerd hier verandering in te brengen. Daarbij helpt het dat de Provincie nog nooit zo vaak in het nieuws is geweest als de laatste jaren, omdat het Rijk heel veel taken aan het provinciebestuur heeft gedelegeerd. Zo kan het dat we nu wel de faciliterende taken hebben, maar niet de bevoegdheden om iets zelf te beslissen. We kunnen op belangrijke thema’s niet altijd zelf de regie pakken, en dat is soms wel slikken.
Er is een grote diversiteit in levensbeschouwing, ook binnen de Provincie. Waar/ hoe zou verbinding gevonden kunnen worden?
Ik vermoed dat de grootste scheidslijn tegenwoordig wordt bepaald door de tegenstelling tussen stad en platteland. Deze tegenstelling zien we niet alleen in Zuid-Holland of in Nederland, maar ook in grote delen van de wereld. En ik denk dat er een taak voor de Provincie is weggelegd om deze kloof te beslechten, om de verbinding te zoeken. Zo hebben we binnen de Provincie nog dankdagen voor gewas en arbeid. Op deze dagen wordt er niet vergaderd. Maar het merkwaardige is dat deze dagen nadrukkelijk christelijk zijn, terwijl we met islamitische feestdagen stug doorvergaderen. Wat dat betreft houdt de Provincie toch iets meer rekening met de christelijke delen van Zuid-Holland. En daar zit ook iets moois in, want in de grote steden als Rotterdam en Den Haag zijn de christelijke gemeenschappen grotendeels verdwenen. Maar om diezelfde reden wringt het dat er vanuit de Provincie weinig rekening wordt gehouden met de grote diversiteit aan levensvormen in de steden: tijdens het Offerfeest vergaderen we bijvoorbeeld gewoon door.
We leven in een samenleving waarin we heel erg langs elkaar heen leven. Dat is nu eenmaal zo. De christenen kunnen gewoon hun geloof belijden en zich terugtrekken uit de wereld als ze zouden willen, maar de politiek zou daarom juist de verbindende factor moeten zijn tussen verschillende levenssferen; we vinden elkaar in een gedeeld Nederlanderschap. Om verschillende levensgroepen met elkaar te verbinden, is het daarom belangrijk om een diversere volksvertegenwoordiging te hebben. Zo kunnen we van elkaar leren.
Ook partijen kunnen hier een rol in spelen. De kieslijsten voor de Provinciale Staten zouden bijvoorbeeld diverser kunnen zijn. Het is wat dat betreft wel een zorgpunt dat de Provinciale Staten een vrij stoffige club volksvertegenwoordigers is; de gemiddelde leeftijd ligt tussen de 50 en 60 jaar.
Welke teksten of gedichten inspireren jou?
Ik herhaal vaak een aantal mantra’s. Verder is de Perzische dichter Rumi een belangrijke inspiratiebron voor me. Younes Emre wil ik ook noemen en verder tal van Turkse troubadours–ik ben zelf namelijk ook muzikant. Er zijn een flink aantal troubadours die de anatolisch-humanistische geest van Turkije uitdragen, waar ik me erg verwant mee voel. Ik weet niet of het een overtuiging is… maar het is wel iets. Ook lees ik graag het werk van Mohammed Iqbal, een Pakistaanse filosoof waar ik veel inspiratie uit haal.
Wat zou je onze lezers mee willen geven?
Eigenlijk begint het allemaal met vrede vinden in jezelf. Dat is een voorwaarde. Pas wanneer we de vrede in onszelf gevonden hebben, kunnen we de wereld verbeteren.