Afgelopen week heb ik deelgenomen aan de oordeelsvormende sessie over de parkeerproblemen in Sterrenburg Noord. Daar blijkt voor bewoners, terugkomend van werk of supermarkt, vaak geen plek voor de auto te zijn. Dat komt doordat veel personeelsleden en bezoekers van het ziekenhuis gratis in Sterrenburg Noord parkeren, een karakteristiek voorbeeld van het waterbedeffect: als ergens betaald parkeren wordt ingevoerd, gaat men iets verder weg parkeren waardoor het daar snel te druk wordt. Voor Sterrenburg Noord moet op korte termijn een oplossing worden gevonden, al was het maar omdat de gemeente dat al jaren heeft beloofd. Uitbreiding van de bestaande blauwe zone zou een oplossing kunnen zijn. Of sleutelen aan de parkeertarieven op het gezondheidspark of nadenken over de vraag wie de kosten van parkeren daar moet betalen, of toch maar uitbreiden van het gebied met betaald parkeren.
Maar op (middel)lange termijn moeten we fundamenteel anders over de plaats voor auto’s gaan denken. De situatie in Sterrenburg is niet uniek. Het maakt duidelijk dat vervoer met auto’s, die het grootste deel van de tijd stil staan, een onevenredig groot beslag op de schaarse ruimte legt in stedelijk gebied. Met hoge maatschappelijke kosten: onveiligheid, lawaai, luchtvervuiling, minder ruimte voor groen, bewegen, ontmoeten, enz. Om die kosten in rekening te brengen zou je in feite parkeren in de hele stad betaald moeten maken. Dat zou ook een prikkel kunnen zijn voor minder autobezit en -gebruik. Maar dan moeten er natuurlijk wel alternatieven zijn. Beter OV, meer leen- en deelauto’s, en meer veilige en aantrekkelijke fiets- en wandelroutes. Als we er eenmaal aan gewend zijn, zou dat het leven voor velen goedkoper en aangenamer maken. Met perspectief voor de toekomst.