Vanaf 2015 krijgt de gemeente een zeer grote verantwoordelijkheid voor zorg waaronder de Jeugdzorg. De regering wil dat gepaard laten gaan met fikse bezuinigingen. Een werkgroep van onze afdeling heeft daar verschillende keren over gesproken, onder meer met zes zorginstellingen, en heeft daaruit verschillende conclusies getrokken.
Aanbesteding kan helpen bij kostenbesparing, maar dat kan tot slechtere arbeidsvoorwaarden of arbeidsomstandigheden in de sector leiden, tot meer baanonzekerheid en/of tot een lagere kwaliteit van dienstverlening. Bovendien leidt het tot concurrentie tussen instellingen die in het belang van goede zorg wellicht beter samen zouden kunnen werken. Dat leidt tot twee vragen:
a. welke eisen kan/mag de gemeente stellen bij aanbesteding m.b.t. arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden bij zorgverleners, overname van personeel van niet geselecteerde zorgaanbieders, kwaliteit van de dienstverlening en samenwerking tussen instellingen? Dit moet ook juridisch nader worden uitgezocht; het betreft belangrijke sturingsinstrumenten van de gemeente.
b. zijn er alternatieven voor aanbesteding (bijv. subsidierelaties of starten met organiseren samenwerking)?
ad a. De werkgroep vindt het wenselijk dat bij aanbesteding niet geconcurreerd mag worden op arbeidsvoorwaarden, dat personeel van niet geselecteerd organisaties in de gemeente/regio moet worden overgenomen, en dat kwaliteit van de zorgverlening zichtbaar moet worden gemaakt en moet worden geëvalueerd.
ad b. Concurrentie (mits aan voorwaarden wordt voldaan – ze a.) tussen instellingen die dezelfde zorg aanbieden kan helpen de kosten te beperken. Tegelijkertijd moet echter afstemming en samenwerking tussen verschillende soorten zorg worden bevorderd. Complicatie is dat soms organisaties tegelijk concurrenten zijn m.b.t. bepaalde zorg en complementair t.o.v. andere. Hoe daarmee om te gaan? (Zie punt….)Bij concurrentie mag nooit de kwaliteit van de zorg verloren gaan.
Regie m.b.t. de zorgverlening is een complex vraagstuk. Er zijn zorgvragers (of mantelzorgers in hun directe omgeving) die goed in staat zijn te overzien welke zorg nodig is en hoe die kan worden verkregen. In het kader van zelfstandigheid, zelfsturing en participatie is het gewenst dat daar zo veel mogelijk gebruik van wordt gemaakt. Er zijn ook zorgvragers, vaak de meest kwetsbare, die daartoe niet in staat zijn en in hun sociale omgeving ook niet de steun voor vinden. Het organiseren van goede signalering is daartoe essentieel. Deels kan dat worden gedaan door professionals die zorg verlenen (bijv. bij mensen thuis) en vanuit hun professionaliteit zien dat andere zorg nodig is. Maar de signaleringsfunctie kan ook bij onderwijsinstellingen, woningbouwcorporaties e.a. liggen. Zeker m.b.t. ‘zorgmijders’ is het van groot belang te zorgen dat er in de wijken mensen zijn (wijkdokter, maar wellicht ook stageaires) die bij deze groep thuis komt. De gemeente kan bij het uitwisselen en koppelen van signalen van (latente) zorgbehoefte een rol vervullen. Vooral in de eerste periode na de transitie moet hier veel aandacht aan worden besteed. Maar daarmee komt ook een volgend regievraagstukken op tafel: de materiedeskundigheid ligt doorgaans bij de instellingen, terwijl de verantwoordelijkheid op netwerkniveau bij de gemeente komt te liggen. Vormgeving van de afstemming en samenwerking tussen gemeente en instellingen, adequate informatie-uitwisselingen en slimme benutting van aanwezige deskundigheid vereist onderling vertrouwen en samenwerking. Gemeente moet faciliteren en kaders aanreiken en de inhoudelijke zorg aan de instellingen overlaten
Toegankelijkheid van zorg voor wie die nodig heeft, dient door de transitie te verbeteren. Dat betekent enerzijds dat op buurt- en wijkniveau aanspreekpunten moeten zijn (die ook goed zicht hebben op wat er op buurt-/wijkniveau aan (vrijwillige) hulpverlening beschikbaar is. Anderzijds is het nodig dat ook hulpvragers en hun directe omgeving gemakkelijk informatie kan vinden over zowel professionele als vrijwillige ondersteuning en hulp die beschikbaar is en over hoe daarop een beroep kan worden gedaan.
Mantelzorg (en vrijwillige zorg in de buurt) is essentieel om de zorg in een periode van bezuinigen minimaal op peil te houden. Dat leidt tot de vraag wat mantelzorgers wel en niet kunnen/moeten doen, wat zij nodig hebben en hoe zij optimaal gestimuleerd kunnen worden. Mantelzorgers (en anderen met een signaleringfunctie) moeten goed geïnformeerd worden over die mogelijkheden van ondersteuning. Mantelzorgers mogen nooit de professionele hulp hoeven vervangen
Rol van de gemeente. De gemeente is verantwoordelijk voor een adequaat, evenwichtig en toegankelijk aanbod van zorg. Binnen het gemeentelijk apparaat zijn daar vaak verschillende onderdelen bij betrokken. Communicatie en afstemming (ontschotten) tussen deze onderdelen is daarom een belangrijk punt van aandacht. Afstemming en samenwerking tussen gemeente en zorginstellingen (waar veel relevante materiedeskundigheid zit) is van groot belang. Om te voorkomen dat dat toe onnodige bureaucratie (en dus kosten, vertraging en inadequate zorgverlening) leidt, is het van belang een goed beleid te ontwikkelen m.b.t. wat (in vertrouwen) aan zorgverleners (of aan zorgvragers en hun directe omgeving) kan worden overgelaten en waarover moet worden gerapporteerd. M.b.t. rapportage is het van belang onderscheid te maken tussen waar controle en verantwoording nodig is en waar het gaat om informatie die nodig is om van te leren en de zorgverlening te verbeteren. M.b.t. het eerste is van belang om dat zo beperkt mogelijk te houden maar wel de belangrijkste risico’s af te dekken; m.b.t. het tweede is het van belang momenten en werkvormen te ontwikkelen waarop dat leren kan plaatsvinden en verbetering kan worden gefaciliteerd. Op beide punten is overleg met de sector en met (vertegenwoordigers van) zorgvragers van belang om verstandige en gedragen keuzes te maken.
Bezuinigen kan betekenen dat bepaalde voorzieningen niet op dezelfde wijze in stand kunnen blijven. Hier moeten verantwoorde politieke keuzes worden gemaakt. Daarbij is van groot belang om na te gaan hoe en door wie de betreffende zorg, vrijwillig of anderszins, toch geleverd kan blijven worden. Mantelzorg, verkaveling van taken, samenwerking tussen zorginstellingen enz. kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Sociaal-maatschappelijke teams in wijken kunnen in dit verband een grote rol spelen.